Sinds 2014 wordt bij de VN onderhandeld over een bindend verdrag om transnationale ondernemingen en andere bedrijven te reguleren met betrekking tot de mensenrechten. Zo’n verdrag is nodig om ervoor te zorgen dat we een gemeenschappelijk en alomvattend pakket bindende regels hebben die mensenrechten en het milieu beschermen tegen misbruik door bedrijven, en die recht doen aan mensen wereldwijd.
Maar de EU-delegatie heeft zich afzijdig gehouden. Tot dusver heeft de Europese Commissie de lidstaten niet eens om een onderhandelingsmandaat gevraagd om de EU in deze besprekingen te kunnen vertegenwoordigen. Er zijn ook geen aanwijzingen dat zij van plan is het meest recente ontwerp van het verdrag te analyseren.
Als de EU een schip zou zijn, zou het zonder kapitein varen, en de passagiers – nationale regeringen en Europese burgers – zouden reden tot bezorgdheid hebben over deze reis zonder richting of doel. Dit gebrek aan coördinatie van de kant van de EU is de afgelopen 7 jaar consistent geweest. Het wordt tijd dat de EU leiderschap gaat tonen op het gebied van bedrijfsleven en mensenrechten, niet alleen in eigen land maar ook in internationale fora.
Je zou verwachten dat de EU-delegatie dit moment aangrijpt en een actieve en progressieve rol gaat spelen in Genève, aangezien de EU van plan is om tegen eind 2021 een wetsontwerp aan te kondigen dat bedrijven verplicht om risico’s op mensenrechtenschendingen en milieuschade in hun wereldwijde waardeketens aan te pakken. Frankrijk en Duitsland hebben al wetten aangenomen die een aantal punten uit het ontwerp van het verdrag aanpakken. Toch heeft de EU er opnieuw voor gekozen om zich passief op te stellen.
De juridische ontwikkelingen op het gebied van de regulering van hele toeleveringsketens blijven achter, waardoor een lappendeken van instrumenten ontstaat en de actoren in de hele keten met rechtsonzekerheid worden geconfronteerd. Dit heeft geleid tot mazen in de wetgeving waardoor bedrijven, en met name bedrijven die transnationaal actief zijn, hun verantwoordelijkheid kunnen ontlopen. Als gevolg daarvan blijven mensenrechtenschendingen welig tieren en worden getroffen werknemers en gemeenschappen nog steeds geconfronteerd met onrecht zonder genoegdoening.
De komende richtlijn van de EU voor duurzame corporate governance zal waarschijnlijk zorgen voor een gelijk speelveld en een gemeenschappelijk regelgevingskader voor bedrijven die in de EU zijn gevestigd of actief zijn.
Toeleveringsketens zijn echter complexe mondiale structuren die op verschillende niveaus van rechtsmacht opereren. Nationale, EU- en internationale wetten moeten elkaar versterken en aanvullen om mensenrechten en milieu te beschermen en de bestuurlijke kloven te dichten zodat ondernemingen niet worden onderworpen aan concurrerende of tegenstrijdige normen. Om een ‘race to the bottom’ op het gebied van normen te vermijden is vooruitgang op alle niveaus noodzakelijk.
De EU laat een cruciale kans voorbijgaan om de regels inzake verantwoord ondernemen wereldwijd te harmoniseren. Coherentie maakt blijkbaar geen deel uit van de strategie van de EU.
Het nieuwe ontwerp van het verdrag is een tekst die geschikt is om over te onderhandelen. In oktober zullen de onderhandelende landen beginnen met het echte werk; artikelsgewijs wijzigingen voorstellen. Het ontwerp bevat verbeteringen op het gebied van structuur, duidelijkheid en beknoptheid, en bouwt voort op de UN Guiding Prinicples on Business and Human Rights.
Aan sommige sleutelthema’s moet nog worden gewerkt; de artikelen over preventie, wettelijke aansprakelijkheid, rechtsmiddelen en aspecten van het internationaal privaatrecht, die van essentieel belang zijn voor de verbetering van de situatie van getroffen mensen in lage-inkomenslanden, moeten worden verduidelijkt en versterkt. Maar wat de tekst en het proces het meest nodig hebben, is politiek engagement van de staten, en de EU is nergens te bekennen.
Tot nu toe heeft de EU zich onthouden van actieve deelname aan de onderhandelingen en onlangs nog betoogd dat het voorstel inzake duurzame corporate governance, dat hoofdzakelijk betrekking heeft op de verplichtingen van ondernemingen op het gebied van mensenrechten en zorgvuldigheid op milieugebied, verder moet worden ontwikkeld voordat wordt gesproken over internationale regels. Toch zijn er veel verdragsbepalingen waarvoor de EU al wetgeving heeft die inhoudelijke betrokkenheid zou kunnen rechtvaardigen. En met een eigen voorstel dat naar verwachting eind 2021 zal worden gepubliceerd, zijn de excuses dun gezaaid.
Om te zorgen voor samenhang en complementariteit tussen het toekomstige verdrag en de EU-wetgeving, moet de EU nu deelnemen aan de VN-onderhandelingen. De resolutie van het Europees Parlement van maart 2021 geeft een duidelijke richting aan voor de eigen wetgeving van de EU. En uit recente opiniepeilingen in 9 EU-landen blijkt dat burgers massaal voorstander zijn van strenge wetten die bedrijven aansprakelijk stellen voor schade in hun toeleveringsketens, en om slachtoffers toegang geven tot hun binnenlandse rechtbanken. Maar bedrijfslobby’s mobiliseren zich; zij hebben de Duitse wet op de toeleveringsketen met succes afgezwakt en dringen erop aan om op EU- en mondiaal niveau hetzelfde te doen.
Nu in oktober over de Europese wetgeving wordt onderhandeld, is het hoog tijd voor een constructieve inzet van de EU; concrete tekstvoorstellen, steun voor het werk van de voorzitter en gecoördineerde inspanningen om de steun van de staten te verbreden.
Als de EU het eens kan worden over een sterke regionale richtlijn en een mandaat kan krijgen om eindelijk het verdragsproces in te gaan, zal zij haar verantwoordelijkheid nemen om de bescherming van de mensenrechten en het milieu in de EU en wereldwijd te waarborgen.
Dit opiniestuk, dat ook is gepubliceerd door het Business and Human Rights Resource Centre, is tot stand gekomen in samenwerking met ECCJ, FoE Europe en de volgende leden van het Europees Parlement:
Heidi Hautala (Greens / EFA)
María Soraya Rodríguez Ramos (Renew Europe)
Marie Arena (Progressive Alliance of Socialists and Democrats)
Manon Aubry (The Left)