Fondsen.org logo

Rohingya vluchtelingen pakken zelf milieuprobleem aan

Cox’s Bazar, de kustplaats in Bangladesh, telt zowat een miljoen Rohingya vluchtelingen uit Myanmar. Een maand geleden nog woedde er een verwoestende brand. Met steun van Cordaid runnen vluchtelingen er hun eigen gaarkeuken. En ze maken van plastic afval een bron van inkomen. Ecologisch én economisch! Die combi leverde een mooie innovatieprijs op.

Het vluchtelingenkamp in Cox’s Bazar. Deelnemers van het recycleerproject gaan van woning tot woning om plastic afval op te halen. Om het later te verwerken tot producten voor de lokale markt. © Cordaid

In augustus 2017 trokken duizenden families van de Rohingya minderheid de grens over naar Bangladesh. Op de vlucht voor vervolging in Myanmar. De toestroom zwol aan tot een miljoen vluchtelingen. Allemaal zochten ze een plekje op de groene heuvels van het Bengalese kuststadje Cox’s Bazar. Ze zitten er nog steeds.

Ze kapten struiken en bomen, bouwden onderkomens met bamboe en zeil. En hoopten op veiligheid en steun. Het was wereldnieuws. Nu, bijna vier jaar later, zitten ze er nog steeds.

“De steun die ze zochten kregen ze in het begin volop”, zegt Shakeb Nabi van Cordaid in Bangladesh. “De overheid en de bevolking van Cox’s Bazar – die met 300.000 mensen ineens een minderheid was geworden – verwelkomde de vluchtelingen. Ze kregen een plek, ze kregen te eten. De internationale hulp kwam ook op gang. Al schiet die nog steeds rijkelijk te kort.”

Kleine kustplaats vangt miljoen vluchtelingen op

Maar de spanningen liepen op. Cox’s Bazar bleek de vluchtelingencrisis niet aan de te kunnen. “Openbare diensten bezweken onder de toestroom. Alles ging op, van voedsel tot brandhout. Voedselprijzen verviervoudigden, de arbeidsmarkt sloeg tilt, salarissen kelderden. Ook voor de plaatselijke bevolking was dat een klap. En vergeet niet dat Bangladesh één van de dichtstbevolkte landen is in de wereld. Land, om te verbouwen én om op te wonen, is hier een schaars goed”, zegt Shakeb die zelf uit Bangladesh komt.

Man kijkt uit op de Chittagong heuvels van Cox’s Bazar waar honderdduizenden Rohingya vluchtelingen een heenkomen hebben gezocht.

Om de crisis toch enigszins te controleren, wees de Bengalese overheid 2 subdistricten in Cox’s Bazar aan voor de opvang van de Rohingya’s. Daar kwam later een eiland in de Golf van Bengalen bij. Vluchtelingen mogen zich niet buiten die aangewezen plekken begeven. Iets wat veel kritiek opleverde van maatschappelijke en mensenrechtenorganisaties.

In de as

Alsof vervolging en ontheemding nog niet genoeg zijn, kregen de gevluchte Rohingya’s onlangs weer een klap te verwerken. Op 22 maart legde een brand in één van de opvangkampen duizenden onderkomens in de as.

“25.000 Rohingya huishoudens verloren hun woning. Het was een vuurzee in een afgesloten omgeving, volgebouwd met tenten van bamboe en plastic”, legt Shakeb uit. “Het ecosysteem is hier extreem kwetsbaar. Natuurgeweld ligt voortdurend op de loer, zoals overstromingen, modderstromen, landverzakkingen. En ook brand. Niemand kan zich hier goed tegen wapenen.”

“We gaan in totale lockdown”

Covid-19 doet er nog een schep ellende bovenop. Net op het moment dat we een online videoverbinding hebben met Shakeb in Cox’s Bazar, maken loeiende megafoons elk gesprek onmogelijk. “Bel later maar terug”, roept hij, “er wordt hier net omgeroepen dat we in totale lockdown gaan. Eettentjes gaan dicht en iedereen moet binnen blijven.”

“De Rohingya zijn één van de meest vervolgde minderheden op aarde.  Ze hebben recht op bescherming. En op volwaardig burgerschap in hun eigen land Myanmar. Wanneer ze dat krijgen weten we niet. Maar zolang de crisis duurt en zij hier in Cox’s Bazar zitten, moeten wij er als hulpverleners voor hen zijn.”

Shakeb Nabi

Noodhulpverleners kregen de hele coronatijd gelukkig een vrijgeleide. Maar voor vluchtelingen is dat anders. Het is een extra beperking, die vooral economische gevolgen heeft. Minder handel, minder werk, minder inkomen, nog meer armoede.

Vluchtelingen steken handen uit de mouwen en Cordaid doet mee

Al in augustus 2017, kwam Cordaid in actie voor de gevluchte Rohingya’s. “We zijn meteen beginnen samenwerken met de vluchtelingen en met het Wereldvoedselprogramma van de VN”, vertelt Shakeb. “Ons eigen team van noodhulpverleners in Cox’s Bazar bestaat uit zo’n honderd mensen. Of het nu gaat om onderdak regelen, voedselhulp of zorgen dat vluchtelingen zelf geld kunnen verdienen, vluchtelingen zijn zelf de drijvende kracht in alles wat we doen. Ze wachten niet op hulp, nee, ze organiseren dat zelf en wij doen mee.”

Twee hulpactiviteiten waar Cordaid bij betrokken is springen eruit. Het is hulp die honger en armoede bestrijdt, maar die ook duurzaam is en milieubewust.

Afval krijgt tweede leven en levert geld op

Het eerste is een recyclingproject. Op plekken waar honderdduizenden vluchtelingen verblijven en waar veel noodhulppakketten worden uitgedeeld, zoals in Cox’s Bazar, heb je ook gigantische hoeveelheden plastic afval. Het verstopt afvoeren en riolen, maakt de boel smerig en onhygiënisch en ongezond. En dus nóg gevaarlijker dan het in een vluchtelingenkap al is. “Dat moest anders”, zegt Shakeb.

“Anderhalf jaar terug hebben we met de vluchtelingen een afvalverwerkingscentrum opgezet in het kamp van Jamtoli. Daar werken vandaag 500 vluchtelingen. Ook het Wereldvoedselprogramma en Garbageman, een lokale sociale onderneming die alles afweet van hergebruik en upcycling, zijn erbij betrokken.”

Een groene productieketen

Die 500 aanpakkers hebben een heuse groene keten opgezet. Ze verdelen de taken. Die gaan van het verzamelen van plastic afval in alle steegjes en hoeken van kamp, tot het wassen en opknippen, het ontwerpen van designs en producten, het stikken en fabriceren van eindproducten en het verkopen van de waar. Wat er uit de keten rolt zijn hoogwaardige en goed verkoopbare eindproducten. Van laptoptassen, tot portemonnees, armbanden, en prullenbakken.

Deze fotoreeks geeft een beeld van het upcyclingproces:

“Deelnemers worden netjes betaald door het Wereldvoedselprogramma, met een iets hoger uurtarief voor geschoold werk zoals het stikken en ontwerpen. Ieder heeft van ons ook een training gekregen en materiaal om mee te werken”, legt Shakeb uit.

Meest achtergestelde mensen komen eerst

De vraag naar werk is helaas groter dan het aanbod. Bij de selectie krijgen mensen die het zwaarst hebben en nog moeilijker aan werk kunnen komen voorrang. “Zittend werk, zoals het knippen en wassen van het afval, geven we zoveel mogelijk aan degenen die moeilijk ter been zijn, zoals mensen met een handicap”, aldus Shakeb. “Veel van het ander werk gaat naar alleenstaande vrouwen, of alleenstaande ouderen.”

“Het opvangen van vluchtelingen levert ook positieve dingen op. Dat ziet ook de lokale bevolking, waardoor de druk op de ketel wat afneemt.”

Het maak-van-afval-een-bron-van-inkomen project, zoals ze het noemen in Cox’s Bazar, doet vier dingen tegelijk. “Het maakt de leefwereld van de Rohingya en het ecosysteem een stuk schoner. Het draagt bij aan een circulaire samenleving. En het zorgt net voor dat beetje inkomen waardoor gezinnen makkelijker te eten kunnen kopen”, somt Shakeb op.

Sociale cohesie door actief aan de samenleving deel te nemen

Het vierde element, sociale cohesie, is minstens even belangrijk. “De spanningen tussen vluchtelingen en de gastgemeenschap in Cox’s Bazar lopen erg hoog op. Met dit project laten vluchtelingen zien dat ze zelf van aanpakken weten, ondernemend zijn. Ze wachten niet gewoon passief op hulp, maar steken zelf de handen uit de mouwen, ecologisch en economisch. Ze maken en verkopen hun producten lokaal, en dragen daarmee bij aan de samenleving. De grote prullenbak van plastic en bamboe is bijvoorbeeld erg in trek. Kortom, het opvangen van vluchtelingen is niet alleen maar een probleem. Het levert ook positieve dingen op. Dat ziet ook de lokale bevolking, waardoor de druk op de ketel wat afneemt.”

Twee innovatieprijzen na mekaar

Noodhulp die groen is én lucratief, het komt nog niet zo vaak voor. Dat het project vorig jaar een innovatieprijs kreeg van het Wereldvoedselprogramma was dan ook een aangename stimulans. Dit jaar kreeg het een zelfde soort onderscheiding van de Bengalese overheid. “De Bangladesh Innovation Award, die we in maart kregen, gaf ook weer een enorme morele boost aan het hele team, de vluchtelingen én de noodhulpverleners”, aldus Shakeb. “Je ziet ook dat het donororganisaties nieuwsgierig maakt als je zo’n prijs wint. Hopelijk kunnen steeds meer vluchtelingen daar de vruchten van plukken.”

Deel van het Cordaid/ICCO team in Cox’s Bazar. Shakeb Nabi is de man met het blauwe mondkapje.

Uitbreiding van het project staat sowieso al in de planning. Met steun van het Wereldvoedselprogramma gaan de Rohingya, Cordaid en Garbageman afvalverwerkingscentra opzetten op nog vijf andere plekken in de vluchtelingenkampen van Cox’s Bazar.

Duizenden maaltijden per dag

Toen de brand uitbrak in maart, was het volgens Shakeb meteen duidelijk dat actie geboden was. “Binnen 24 uur hebben we toen met een groep vluchtelingen uit het getroffen gedeelte een grote gaarkeuken opgezet. Sinds die datum bereiden mannen en vrouwen daar zo’n 4000 maaltijden en voedselpakketten per dag. Dat eten gaat naar gezinnen die door de brand hun woning kwijt raakten en wiens levens voor de zoveelste keer compleet overhoop waren gehaald.”

Voedselhulp: het mag ook lekker zijn

De gaarkeuken en het recycling initiatief werken eigenlijk volgens dezelfde principes. “Lokale productie en lokale consumptie”, vat Shakeb samen.

De gaarkeuken in Cox’s Bazar is niet zomaar een keuken. “De Rohingya weten wat lekker eten is. Ze hebben een verfijnde keuken. De gaarkeuken wordt gerund door Rohingya koks. En dat proef je. Het is heerlijk.”

De gaarkeuken in Jamtoli. De maaltijden worden er bereid en geserveerd. Een groot deel van het voedsel vindt zijn weg naar de vluchtelingen in de vorm van voedselpakketten.

Lekker eten, het lijkt een detail, zo midden in een vluchtelingencrisis. Maar dat is het niet. Eten draait om meer dan voedzaamheid. Net als mooie muziek kan lekker eten een mens verheffen. Dat is overal zo en geldt voor iedereen. Helemaal als je gevlucht bent en ontheemd. Dan smaakt lekker eten dat je kent toch net een beetje meer naar thuis.

Toekomst

De toekomst ziet Shakeb niet meteen rooskleurig in. “Iedereen wil naar huis. Maar dat moet wel veilig kunnen”, zegt hij. “De Rohingya zijn één van de meest vervolgde minderheden op aarde.  Ze hebben recht op bescherming. En op volwaardig burgerschap in hun eigen land Myanmar. Wanneer ze dat krijgen weten we niet. De onzekerheid lijkt alleen maar groter geworden na de recente militaire machtsovername in Myanmar. Ook voor de Rohingya. Maar zolang de crisis duurt en zij hier in Cox’s Bazar moeten verblijven, moeten wij er als hulpverleners voor hen zijn. En doen wat we kunnen om hun leven iets menswaardiger te maken.”

Het Cordaid team in Cox’s Bazar bestaat geheel uit hulpverleners van het voormalige ICCO. ICCO is sinds begin 2021 deel van Cordaid