Het leed van Braziliaanse runderen is groot. Vanuit de ontboste gebieden in het regenwoud waar ze opgroeien worden ze op gruwelijk transport gezet naar slachthuizen. Opeen gepropt, in elkaars uitwerpselen, weken achter elkaar. Leed dat deels mogelijk wordt gemaakt door Nederlandse financiële instellingen, blijkt uit ons nieuwste onderzoeksrapport ‘Big meat. Big bucks. Bigger harm.’
Zorgen om de ontbossing in de Amazone en de Cerrado nemen snel toe. Met een goede reden. Geen enkele andere regio op onze planeet illustreert de met elkaar verweven crises waar we tegenwoordig mee worden geconfronteerd beter: klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, volksgezondheidsrisico’s, ongelijkheid én dierenwelzijn. Dieren worden vaak als laatst benoemd, maar juist zíj worden op alarmerende schaal met deze crises geconfronteerd. Zo ook de Braziliaanse runderen. Hun leed is groot, en wordt mede in stand gehouden door Nederlandse financiële instellingen. Rabobank en ING staan namelijk in de top 10 van grootste Europese investeerders in de rundvleesproductieketen.
Transport van runderen: een oneindige reis
Delen van de Amazone en Cerrado worden ontbost om ruimte te maken voor weilanden voor runderen. De dieren groeien hier op, om uiteindelijk te belanden in supermarkten over de hele wereld. Daarvoor leggen ze een enorme reis af, voor het grootste gedeelte nog levend. De slachtplaats van de runderen ligt namelijk dichter bij de plaats waar ze uiteindelijk worden geconsumeerd, dan waar ze opgroeiden.
Vanuit de staat Pará, waar de meeste runderen worden gehouden, moet er gemiddeld maar liefst 420 kilometer worden afgelegd om de haven van Barcarena aan de Braziliaanse kust te bereiken. Daar aangekomen houdt het transport niet op: de dieren gaan op intercontinentaal transport naar landen als Libanon en Egypte. Een reis over de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, die nog eens drie tot vier weken kan duren. Om vervolgens over land weer verder te gaan, richting de slachthuizen.
De afgelopen jaren is het transport van runderen door de grote vraag naar rundvlees flink gestegen – van duizend dieren begin 2000 tot ongeveer een half miljoen dieren 10 jaar later. In de staten Pará en Mato Grosso werden in 2017 4,1 miljoen runderen verhandeld aan slachthuizen. Dat is exclusief de niet-geregistreerde veetransporten van dieren die op illegaal ontboste grond worden gefokt.
Onvoorstelbaar leed
De angst en het lijden van de dieren tijdens dit lange transport is onvoorstelbaar. Hitte, kou, honger, dorst, krappe ruimtes, vermoeidheid, reisziekte, lawaai en trillingen: het is een mix van stressfactoren die de reis van runderen ondraaglijk maakt. Door de beperkte ruimte staan de dieren in grote hoeveelheden uitwerpselen en urine. Ze hebben moeilijk toegang tot drinkwater en voer, want ze kunnen nauwelijks bewegen. Ruimte om goed te liggen en rusten is er niet. Hierdoor kunnen de dieren niet goed herkauwen, wat ziekte en zelfs de dood kan veroorzaken. Al deze problemen hebben een enorme invloed op de mentale toestand van de dieren: ze zijn bang, gefrustreerd, angstig en in paniek.
De lange reistijden en de verraderlijke wegen, die door regen enorm glad kunnen worden, vergroten de kans op ongelukken. Op zee is die kans kleiner, maar als er iets gebeurt is het catastrofaal: zo zonk afgelopen september de Gulf Livestock 1 voor de Japanse kust met 6.000 dieren aan boord. Als het transport goed gaat en de dieren na weken van lijden op de eindbestemming aankomen, worden ze wreed behandeld en zonder bedwelming geslacht.
De draaiende motor: financiële instellingen
Sinds 2009 moeten toonaangevende vleesbedrijven in de gebieden zich houden aan wettelijke dierenwelzijns- en duurzaamheidsnormen. Dit betekent dat leveranciers niet betrokken mogen zijn bij praktijken die het milieu schaden, en dat er regels zijn voor het transport van runderen. Maar minimaal 17 procent van de rundvleesexport naar Europa wordt mogelijk gemaakt door illegale ontbossing, waardoor deze regelgeving kan worden ontdoken. Deze illegale leveranciers wassen hun vee spreekwoordelijk wit: de route naar het slachthuis gaat via een legale veehouderij, waardoor op papier alles klopt.
Toezeggingen om de ontbossing te stoppen hebben tot nu toe gefaald. Niet verwonderlijk, aangezien daarmee de hoofdoorzaak van het probleem grotendeels wordt genegeerd: de overmatige productie en consumptie van dierlijke producten. Zolang de vraag naar vlees groot is, levert deze industrie veel geld op. Dat is precies waarom financiële instellingen er massaal in investeren. Maar zolang er massaal blijft worden geïnvesteerd, blijft het regenwoud worden ontbost. En dat is precies waarom financiële instellingen een grote rol spelen.
Ons onderzoeksrapport ‘Big meat. Big bucks. Bigger harm.‘ laat zien dat ook de Nederlandse Rabobank en ING op deze manier bijdragen aan de ontbossing van het regenwoud. Door hun investeringen worden dierenleed, klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, volksgezondheidsrisico’s en ongelijkheid op grote schaal verergerd. En zo zijn ze deels verantwoordelijk voor het gruwelijke transport van runderen.
Het voedselsysteem transformeren
Om het leed van Braziliaanse runderen te stoppen, is een transitie van het wereldwijde voedselsysteem nodig. Een verschuiving naar hoger dierenwelzijn, plantaardiger voedsel, en een duurzame kringlooplandbouw. Een transitie waar financiële instellingen juíst hun grote invloed op kunnen uitoefenen.
Ze kunnen van de vleesbedrijven waarin ze investeren eisen dat de transporttijden tot maximaal 8 uur worden beperkt. Ze kunnen eisen dat de omstandigheden tijdens het transport worden verbeterd, zodat er voldoende ruimte en een zorgvuldige behandeling is. Ze kunnen zelfs eisen dat het transport van levende dieren wordt stopgezet, en dat er alleen nog eindproducten worden vervoerd. En het liefst investeren ze op grote schaal in de ontwikkeling van plantaardige alternatieven, zodat uiteindelijk miljoenen dieren jaarlijks tegen leed worden beschermd. Allemaal voorbeelden die kunnen worden opgenomen in het investeringsbeleid. Daar dringen wij dan ook bij de instellingen op aan.
Bij veel financiële instellingen ontbreekt het echter nog aan een goed beleid. En waar beleid wel bestaat, zijn er hiaten in de uitvoering, monitoring en rapportage. Sommige grote banken, waaronder ABN AMRO en Rabobank, zijn begonnen met het opnemen van dierenwelzijnscriteria die zouden kunnen leiden tot aanzienlijke vooruitgang. Laten we het hopen. Want één ding is zeker: deze instellingen zijn essentieel om de transformatie naar een plantaardiger, duurzamer en milieuvriendelijk systeem tot stand te brengen, en het lijden van runderen te stoppen. Daar hebben je jouw hulp bij nodig. Laat jouw bank, verzekeraar of pensioenfonds weten dat je verandering wilt zien en teken onze brief aan de financiële sector!