De autoriteiten van Tunesië moeten de vooraanstaande lhbti-activist Rania Amdouni onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrijlaten. Zij is tot 6 maanden cel veroordeeld vanwege het ‘beledigen van een ambtenaar’. Ook roept Amnesty International Tunesië op de aanklachten tegen haar in te trekken.
Op 27 februari 2021 ging Amdouni naar het politiebureau om een klacht in te dienen omdat ze voortdurend door de politie wordt lastiggevallen. Dit doet de politie omdat Amdouni opkomt voor de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen, transgenders en intersekse personen (lhbti’s) en protesteerde tegen politiegeweld en verslechterende sociaaleconomische omstandigheden. De politie nam haar klacht niet op, maar arresteerde haar.
Arrestatie om activisten te dwarsbomen
‘De arrestatie en vervolging van Rania Amdouni is een huiveringwekkende boodschap aan activisten die worden geïntimideerd: als ze de moed hebben schendingen door de politie aan te kaarten lopen ze het risico niet als slachtoffer maar als dader te worden behandeld’, zegt Amna Guellali van Amnesty International.
Volgens haar advocaat werd Amdouni weggestuurd bij het politiebureau toen ze aangifte wilde doen. Ze was radeloos en begon op straat te schelden op de politie. Daarna werd ze gearresteerd en twee dagen vastgehouden in een detentiecentrum. Op 1 maart werd Amdouni beschuldigd van het ‘beledigen van een ambtenaar terwijl hij zijn taken uitvoerde’, van het ‘veroorzaken van schaamte en hinder’ en ‘openbare dronkenschap’. Op 4 maart werd zij voor al deze aanklachten veroordeeld en overgebracht naar de Manouba-vrouwengevangenis in Tunis.
Toenemende inperking vrije meningsuiting
Amnesty International publiceerde in november 2020 een rapport waaruit blijkt dat in Tunesië steeds meer mensen strafrechtelijk worden vervolgd op basis van te breed geformuleerde aanklachten die de vrije meningsuiting onnodig inperken.
Volgens internationaal recht is ‘belediging’ geen erkend misdrijf en rechtvaardigt het niet de inperking van de vrijheid van meningsuiting. Bovendien verklaarde het VN-Mensenrechtencomité dat ‘het enkele feit dat vormen van meningsuiting voor een ambtenaar als beledigend worden beschouwd niet voldoende is om het opleggen van sancties te rechtvaardigen’.